De Jeugd van Tegenwoordig

This entry was posted by on Sunday, 16 May, 2010 at

Na een lange, grijze schooldag vol verveling verliet ik vermoeid het schoolterein. Ik peddelde mijn verroeste fiets door de al maar neer plensende regen. Mijn fietsbanden splashten van de ene plas naar de andere, terwijl mijn gedachten totaal ergens anders waren. Voor mij zag ik vage schimmen van mensen die ik kende, goed of alleen van gezicht. Ja, ze moesten haast wel bij mij op school zitten.Ik probeerde voorzichtig mijn weg tussen de schimmen door te manouvreren. Mijn handen op het stuur, mijn voeten op de trappers, zittend op het zadel, met mijn (inmiddels doorweekte) leren tas achterop.
Afrit, hobbel.
Ik kon maar niet begrijpen dat ze in al die tijd dat ik in Canada heb gewoond nog steeds niets aan die hobbel gedaan hadden.
Canada… Mijn gedachten gingen naar de warmte, droogte en zindering van de zomers die ik daar meegemaakt had. Maar mijn gedachten waren ook bij de grote hoeveelheden sneeuw, en de kou, maar toch niet zo koud omdat je lekker warme en bovenal droge kleren aan had.

Inmiddels was ik doorweekt tot m’n ondergoed. M’n legerkisten begonnen langzaam aan met water gevuld te raken. De weg maakte een bocht. M’n haar hing druipend van mijn hoofd. Het moet iets van tien graden geweest zijn, en toch had ik het koud. Er stond een zwak windje, maar natuurlijk had ik het weer tegen. Mijn broek klampte aan mijn benen, hetgeen het fietsen bemoeilijkte. Het waterpeil in mijn schoenen was nu gestaag aan het steigen.

Ze hadden me in een klas gestopt met allemaal ukkies. Iedereen was een jaar jonger dan ik. Dat kon mij niets schelen met de meisjes, nee, dat gaat allemaal wel okee. Maar het zijn de jongens die ik maar niet kan begrijpen. En ik dacht terug aan vorig jaar, toen ik in Bowden naar school ging. Het was nog maar zo kort geleden, het moet niet meer dan twee maanden geweest zijn, en toch lijkt het tegelijker tijd een eeuwigheid geleden, een lifetime. Ik herinnerde me mijn klas. Ik kon ze nog steeds allemaal bij naam herinneren. Lindsey, dat lieve meisje dat zo’n beetje vanaf de eerste dag mijn vriendin was, Josh, een stille doch vriendelijke jongen, en Chris, met z’n eeuwige parties en ‘getting drunk’. Ik moest even lachen en dacht verder aan Daniel, ook oorspronkelijk uit nederland, z’n grootouders dan. En Sara. Een mooi stil meisje. Natuurlijk ook Jeff, de grootste weirdo die ooit op aarde heeft rondgelopen. En ik dacht aan al de andere meisjes in mijn klas. Ergens dacht ik dat ik het toen beter getroffen had. Eventjes dacht ik aan al de andere jongens, dat waren de grootste sukkels die ik ooit ontmoet had. Behalve Kyle. Ik geloof niet dat ik ooit zo’n inteligent iemand heb gezien. En Cory. Cruisin’ ’round in z’n truck. Ja, dat was een tijd die de moeite waard was.

En nu ben ik weer terug, in dit verrekte natte overbevolkte en volgebouwde nederland, waar de scholen uitpuilen van de mensen die eigenlijk niet weten waar ze naartoe willen. Ze lopen alleen rond op school omdat dat moet van de wet. Dat was hetzelfde als in Canada. De wet zegt dat je school moet volgen, in ieder geval tot je geslaagd bent van je highschool. Ik kreeg de indruk dat de motivatie op de school in Canada bij de meesten niet zo hoog was. ‘Ik vind wel een baan’, denken ze allemaal. Als ik nu door de gangen van mijn school hier loop krijg ik dezelfde duistere indruk. ‘Ik vind wel een baan’. Ja, en dan achter een vuilniswagen aan lopen, plantsoentjes schoffelen of bollen pellen, en de rest van de dag achter de van geleend geld gekochte TV hangen met een flesje bier dat al open is sinds gisteren. Nee, dat is nou niet het soort leven dat ik graag wil leven.

En ik stopte voor de verkeerslichten. Nee, dacht ik bij mezelf terwijl ik met mijn rechter wijsvinger de regendruppels uit mijn gezicht veegde, ik ga iets doen met mijn leven dat echt niemand van mij verwacht. Ik had daar in Canada al veel over nagedacht. Ik zou mijn school hier afmaken, nog maar twee jaar, en ik wist zeker dat ik het kon doen, als ik me maar genoeg inzet. En daarna universiteit. Informatics of some kind. Ik wist nog steeds niet precies wat ik wilde. Dat zou ik toch een dezer maanden moeten beslissen. En dan, als het een beetje mee zit, en ik slaag van mijn universiteit, ga ik op zoek naar een baan in Canada. Ik ga lekker weg emigreren uit dit regenachtige overbevolkte land.

Ja, dat is wat ik zou doen. En ik ontweek nog een auto terwijl ik een oma op een spartamet inhaalde. In m’n linkerooghoek zag ik hoe drie jongens een andere jongen in elkaar trapten.
En het regende.
Ik peddelde rustig voort, wetende dat ik toch al niet natter meer kon worden, en dat mijn boeken ook al aan het drijven waren in mijn tas.

Ik hoorde geschreeuw, nu van de rechter kant, en zag nog net door een openstaande deur hoe een man z’n vrouw in de nek sloeg. Even later hoorde ik een ambulance.
En het regende.
Over de brug, op het fietspad. Door de stromende regen. Over de overstroomde wegen. De overstromende regen die de wegen overstromen deed. Ik dacht terug aan al de goede tijden die ik had gehad in Canada. Ik had gehoopt op veel brieven en emails van mijn vrienden hier wanneer ik in Canada was, maar dat viel me toch wel tegen. En nu, Lindsey emailt me vaak, ik heb al veel brieven en emails gehad, en ik heb zelfs al online StarCraft gespeelt tegen Chris, nadat ik even met John en Shauna had gechat. Ik dacht terug aan hoe aardig iedereen voor mij geweest was. Niemand was echt onaardig tegen me geweest.
En dat voor tien maanden. Dan ontwen je de nederlandse cultuur wel.

En ja hoor, nadat ik terug was al gelijk problemen met zo’n douane kerel die mij niet toe wilde staan om meer dan 100 cd’s in te voeren in Nederland. Ik heb ‘m eens even flink duidelijk gemaakt dat ik hard gewerkt heb voor deze cd’s (ik heb ze immers zelf uitgezocht en ingepakt) en daarna heb ik de man een blikje ‘Canadian’ gegeven. En alles was okee.

Ik reed nu langs het gemeenschaps gebouw, het blikpunt, de ufo of horizonvervuiler of hoe je het ook wil noemen, en zag vijf jongens onder het afdakje zitten roken. Ja, als dat de manier is waarop ze willen leven, wie ben ik er wat van te zeggen, laat staan er wat aan te doen.
Ik keek voor me uit, langs de grauwe straat, met de kletterende regen die in gordijnen naar beneden kwam. Een krantejongen had een van z’n kranten verloren, en die lag nu doorweekt op straat. Het kostte me niet eens veel moeite om de headline te lezen, ‘Meisje van 17 verkracht’. En ik reed over de krant, voort in de regen.
Ik wil hier weg.

(written 1999)


Leave a Reply